De Zone van de Kaalheid
Een blogger's blog
dinsdag 10 januari 2017
dinsdag 14 augustus 2012
vrijdag 29 juni 2012
Dagboek van iemand die het gewoon werd een dagboek bij te houden
Doodgaan moet je nu eenmaal een keer doen. Wie twee keer sterft moet
Jezus zijn.
Sommige mensen zijn bang om eenzaam te sterven. Ik niet, ik houd
namelijk niet van ramptoerisme.
Laatst kwam ik tot de conclusie dat ik nog nooit had nagedacht over de
vraag of iemand mij zou missen mocht ik er niet meer zijn. Misschien had ik er
nog nooit over nagedacht omdat ik het
een bespottelijke vraag vind. Mensen missen mij nu al niet. Wanneer mensen aan
mij denken doen ze dat alsof ze aan een dode denken. In de verleden tijd. En
als ik dan plotsklaps weer ongevraagd voor hun neus verschijn voelen ze dat aan
als een ongewenste herrijzenis. Het zou toch vreemd raar zijn mochten ze me wel
missen als ik echt dood ben. Of het moet zijn dat iets dat niet meer bereikbaar
is enorm aantrekkelijk wordt. Dat zou ook kunnen, natuurlijk. Misschien ben ik
te bereikbaar.
Pas als je iets niet meer hebt begin je het te missen.
#
1987 was het jaar waarin Elvis nog leefde. Of dat dacht iemand toch.
#
Zoals Einstein al zei: alles is relatief, zelfs de
relativiteitstheorie. Zeker de relativiteitstheorie.
#
Ik heb geen vrienden. Enkel vijanden. Die hou je beter te vriend.
#
Wie niet met zichzelf lacht, lacht met een ander. Een
tegeltjeswijsheid die me er aan doet herinneren hoe zeer ik tegeltjes haat.
Tegeltjeshaat waar geen tegeltjeswijsheid tegen opgewassen is.
#
Soms denk ik aan de huisdieren in een oorlog. En dan vooral de katten
onder de huisdieren in een oorlog. Katten die niet thuis zijn terwijl iedereen
spoedelings naar de schuilkelder vlucht. Of katten die wel thuis zijn maar die
met geen stokken of stenen de schuilkelder in te krijgen zijn. Dan troost ik me
met de gedachte dat ze door hun hongerige baasjes worden opgegeten omdat er
toch geen eten is om ze te voederen. Hoe het ene probleem zich oplost door het
zich aandienen van een ander probleem. En hoe er altijd hoop gloort achter de
horizon. Hoe meer problemen, hoe meer oplossingen.
#
Ik heb vandaag een mal figuur geslagen. Daar had hij niet van terug.
zondag 3 juni 2012
maandag 23 april 2012
Broodzaken
Ik
at van het brood. Het was nog lekker zonder dat het om verdere acties vroeg;
Zoals daar zijn: toasten. Op de broodzak stond het telefoonnummer van de
bakkerij. Ik besloot het nummer te bellen. Ik had, ironisch genoeg, nog een
appeltje te schillen met de bakker. Met de groentehandelaar zou ik dan weer een
eitje pellen. U ziet: ik ben van het ironische type.
Voortaan ga ik naar het broodautomaat als ik
nog eens een brood wil. Het moet al heel erg tegenzitten als je fiets word
gestolen terwijl je aan de broodautomaat een brood probeert te bemachtigen. Dingen die ik dacht terwijl men de hoorn aan
het hoofd houdt en wacht op verbinding.
-Spreek ik met Bakker De Bakker?
Ik
heb een klacht
Er
zitten dieven onder uw cliënteel.
Eerst
kopen ze een brood en vervolgens stelen ze een fiets.
-Ik hoor het: een hele boterham.
-Het is nu allemaal nog afgelopen met
een sisser maar een volgende keer kan het menens zijn.
-Wat doe je er aan?
-Metaaldetectoren, stewards, het hele
zootje.
-Metaaldetectoren? En wat dan met al die
mensen die eerst om lood gaan en dan een brood kopen, wat met die mensen? Moet
ik hen de toegang ontzeggen omdat er één idioot een fiets heeft proberen pikken?
-Dat ze eerst een brood kopen en dan om lood gaan. Hang een briefje; eerst brood en dan lood. En na een week is
iedereen dat gewend. Mensen zijn gewoontedieren dat mag je niet onderschatten.
-Ja, maar dan nog, als ik al de
maatregelen uitvoer die jij opsomt ga ik per directo failliet. (Zei hij dat
echt? Per directo?)
-Persoonlijk zou ik nog liever bankroet
gaan dan boeven onder mijn cliënteel te rekenen.
-Ik heb gezin en kinderen, er moet brood
op de planken kopen. Daar helpt geen lievemoederen aan.
-Goed, ik hoor het al. Mij zult u alvast
niet meer in uw bakkerij zien. Tenzij ik nog eens een fiets nodig heb.
En ik legde de hoorn op de denkbeeldige
haak.
vrijdag 6 april 2012
Hoe minder zielen hoe meer vreugd
Ik ben de koopman van de dood. Die moeten er ook zijn want anders
blijft iedereen maar leven. En dat moeten we ook niet hebben. Als iedereen
blijft leven gaat niemand nog dood. Wat is het probleem zult u opmerken? Het
probleem is dat het nu al lang niet meer uit te houden is, stel dat iedereen
dan nog eens blijft leven, het zou een nog mooiere boel worden dan het al is.
Om nog maar te zwijgen van begrafenisondernemers die er de brui zullen aan
moeten geven. Om nog maar niet te denken aan kerkhoven die de deuren zullen
moeten sluiten. Als iedereen blijft leven betekent dat in se ook het doodvonnis
voor alle godsdiensten. Dus een klein bedankje voor de koopmannen van de dood
is niet meer dan op zijn plaats zou ik zo denken, zeker als u een
begrafenisondernemer slash kerkhofuitbater slash godsdienstwaanzinnige bent.
Wat doet een koopman van de dood zo op een doordeweekse dag?
Sjacheren, woekeren, afklappen. Eigenlijk niet zo heel verschillend van wat een
andere koopman doet om zijn brood te verdienen. Alleen is ons handelswaar
sterfgevallen. Hoe minder zielen, hoe meer vreugd ons credo. En tussen de
slechte werken door lezen we boeken, om ons beter in te leven in onze
slachtoffers. En omdat er in boeken altijd wel een dode te betreuren valt. Je
zal veel moeite moeten doen om een boek te vinden waarin er geen dode valt.
Boeken en doden gaan hand in hand. En zo is het niet onlogisch dat koopmannen
van de dood graag eens een boek lezen tijdens de bedrijven door.
Ik heb geen bladwijzer nodig, ik lees door tot een rond getal en dat
onthoud ik wel. Dat gedoe met bladwijzers kan ik missen als kiespijn. Een gedoe
is het, die bladwijzers, een leeslint à la limiet maar bladwijzers daar wordt
ik rot nerveus van. Of dat typisch is voor koopmannen van de dood, dat weet ik
niet, maar ik wordt er alleszins rot nerveus van. Bladwijzers kunnen mij
gestolen worden. Als ik ergens hoor of lees van een overval waarbij een
oneindig aantal bladwijzers zijn ontvreemd het zal mijn kouwe kleren niet
raken. Maar voor de rest ben ik een heel beminnelijk mens, dat moet ook, als je
levens gaat stelen. Doodkoopmannen worden altijd over het hoofd gezien. Bij een
spontane controle zijn wij de eerste die doorgelaten worden. Omdat we het zo
goed kunnen uitleggen. Wie de dood aan de man wil brengen moet over de gave des
woords beschikken, ook daarom lezen we zo veel boeken.
Ik ben geobsedeerd door de dood, het leven kan me gestolen worden.
vrijdag 16 maart 2012
Vier woorden
Als ik mezelf moet omschrijven in vier woorden dan
doe ik dat liever niet.
Maar als je blijft aandringen zal ik zeggen:
creatief, humoristisch, vegetariër en tweeling.
Daar zal je het mee moeten doen, je hebt tenslotte
om vier woorden gevraagd. Dan ga ik je er geen vijf geven.
Wie mij om vier woorden vraagt kan naar het vijfde
fluiten.
Ik moet beroemd worden, om voor de hand liggende
redenen.
Ten eerste wil ik dood, zo vroeg mogelijk, en een
vroege dood lijkt bovengemiddeld voor te komen in de algehele populatie van
bekende mensen en ten tweede wil ik verkering.
Met mijn onbekende kop wil dat niet zo vlotten dus
- redeneer ik - zal het misschien beter gaan als mensen (de vrouwelijke
verschijningsvorm) mij al kennen.
Dan moet die vervelende eerste stap niet meer gezet
worden, dan is die bij wijze van spreken al gezet.
Als ik heel lang wacht dan zal ik vanzelf beroemd
worden en zullen mensen mij naroepen: kijk daar, de laatste onbekende persoon
ter wereld.
Dat is de vreselijke consequentie van principes
hebben (in dit geval: niet beroemd willen worden): uiteindelijk zullen ze je er
ook bij lappen.
Zo lang ik niet beroemd ben blijft het aanmodderen
en mezelf omschrijven in vier woorden.
Er zijn maar weinig mensen die creatief, humoristisch,
vegetariër en tweeling zijn en niet beroemd zijn geworden.
Daar moet ik mij aan optrekken.
Abonneren op:
Posts (Atom)