Ik
at van het brood. Het was nog lekker zonder dat het om verdere acties vroeg;
Zoals daar zijn: toasten. Op de broodzak stond het telefoonnummer van de
bakkerij. Ik besloot het nummer te bellen. Ik had, ironisch genoeg, nog een
appeltje te schillen met de bakker. Met de groentehandelaar zou ik dan weer een
eitje pellen. U ziet: ik ben van het ironische type.
Voortaan ga ik naar het broodautomaat als ik
nog eens een brood wil. Het moet al heel erg tegenzitten als je fiets word
gestolen terwijl je aan de broodautomaat een brood probeert te bemachtigen. Dingen die ik dacht terwijl men de hoorn aan
het hoofd houdt en wacht op verbinding.
-Spreek ik met Bakker De Bakker?
Ik
heb een klacht
Er
zitten dieven onder uw cliënteel.
Eerst
kopen ze een brood en vervolgens stelen ze een fiets.
-Ik hoor het: een hele boterham.
-Het is nu allemaal nog afgelopen met
een sisser maar een volgende keer kan het menens zijn.
-Wat doe je er aan?
-Metaaldetectoren, stewards, het hele
zootje.
-Metaaldetectoren? En wat dan met al die
mensen die eerst om lood gaan en dan een brood kopen, wat met die mensen? Moet
ik hen de toegang ontzeggen omdat er één idioot een fiets heeft proberen pikken?
-Dat ze eerst een brood kopen en dan om lood gaan. Hang een briefje; eerst brood en dan lood. En na een week is
iedereen dat gewend. Mensen zijn gewoontedieren dat mag je niet onderschatten.
-Ja, maar dan nog, als ik al de
maatregelen uitvoer die jij opsomt ga ik per directo failliet. (Zei hij dat
echt? Per directo?)
-Persoonlijk zou ik nog liever bankroet
gaan dan boeven onder mijn cliënteel te rekenen.
-Ik heb gezin en kinderen, er moet brood
op de planken kopen. Daar helpt geen lievemoederen aan.
-Goed, ik hoor het al. Mij zult u alvast
niet meer in uw bakkerij zien. Tenzij ik nog eens een fiets nodig heb.
En ik legde de hoorn op de denkbeeldige
haak.